Balen

“Ik heb m’n dag niet”, zei iemand tegen mij. Er was niets bijzonders aan de hand, maar het kán: je hebt gewoon je dag niet. En je mag dat zeggen. Dat is zeer legitiem. We moeten ons in deze dagen niet groter houden dan we zijn. Zeker, wat ik meemaak, is slechts klein leed. Dat weet ik maar al te goed. Natuurlijk heb ik net als ieder ander te maken met de corona-beperkingen, maar ik kom buiten, fiets, spreek mensen op gepaste afstand, ga voor in kerkdiensten. Ik heb niet te klagen. En toch mag je, ja móet je soms zeggen: wat een nare tijd is dit. Balen! Een lelijk woord voor een lelijke tijd. Anderhalve meter afstand: het nieuwe normaal? Schei nou toch uit. Het is nodig, maar normaal is het niet. Wij zijn wezens die aangeraakt willen worden. Het gemis daarvan doet pijn. Klein leed is ook leed. Het is naar mijn mening goed om je corona-frustratie soms even lucht te geven. Natuurlijk is het op de IC’s veel erger, net als in verpleeghuizen, of in India. Natuurlijk. Maar je hoeft je kleine leed daardoor niet te laten wegdrukken. Dat is niet goed. Dan zou je nooit meer mogen klagen, want er is altijd iets wat nóg erger is. In de Bijbel staan ook klaagpsalmen. Een mens mag zijn eigen leed uitspreken, of zelfs uitschreeuwen. Dat heeft alle zin. De Bijbel is een wijs boek. En gelukkig ontstaat er vaak ná het klagen -maar pas dán- een ruimte waarin je weer even verder kan kijken dan je eigen neus lang is.